ArchLand03233.pngBakens invoegen

Gereedschap

Gereedschappenset

Baken

Stake_tool.png 

Landschap

Bakens zijn 3D-punten die in het 2D/Planaanzicht worden afgebeeld met een tekstveld dat gegevens over hoogte, coördinaten, ed. bevat. Door middel van een baken kunt u een punt op het terreinmodel voorzien van hoogtegegevens. Een baken kan ook gebruikt worden als een terreinbewerkingsobject. Als het bestand en de ontwerplaag gegeorefereerd zijn, kan een baken dienen als een geografische aanduiding.

Gevorderde gebruikers met gegeorefereerde bestanden die Breedtegraad/Lengtegraad (WGS84) of Lengtegraad/Breedtegraad (WGS84) bij Weergave tekst voor het baken hebben ingesteld, kunnen bijkomende rasterbestanden plaatsen in de Plug-ins\Common\Data submap binnen de Gebruikersmap. De toegevoegde rasterbestanden zorgen voor een extra nauwkeurige omzetting naar WGS84. Als u geen rasterbestanden hebt, kunt u er hier downloaden: https://proj.org/download.html.

 

Methode

Omschrijving

Eén baken

Gebruik deze methode om één baken in te voegen.

D.m.v. controlepunten

Gebruik deze methode om een baken in te voegen op ieder controlepunt van de polygoon die u hierna tekent.

Instellingen

Klik op deze knop om de standaardinstellingen voor bakens aan te passen.

Niveau

Geef de standaardhoogte voor bakens in.

Om een baken te plaatsen:

Activeer het gereedschap en de methode.

Naast het gereedschap Baken kunt u ook meerdere bakens invoegen door middel van een raster (zie Brongegevens toevoegen met Ingave d.m.v. een raster).

Klik op het terreinmodel om het baken te plaatsen of teken een tijdelijke polygoon om een serie bakens te plaatsen op ieder controlepunt en dubbelklik om de reeks te eindigen.

Als u het gereedschap Baken voor de eerste keer gebruikt, verschijnt het instellingenvenster van het baken automatisch. Pas de standaardinstellingen aan. Nadien kunt u de parameters wijzigen via het Infopalet.

Als u de ID-parameter automatisch incrementeel wilt laten toenemen, dient u de optie Automatische nummering aan te vinken en een Beginnummer op te geven. Anders laat u Automatische nummering uitgeschakeld en geeft u het standaard ID-nummer op voor bakens.

De bakens worden aan de tekening toegevoegd op de hoogte die in de Methodebalk bij Niveau is ingegeven.

Gebruik het commando Plaats op terreinoppervlak om de bakens dezelfde hoogte te geven als het oppervlak van het terreinmodel (zie Objecten op het terreinoppervlak plaatsen).

Als u de bakens gebruikt als terreinbewerkingsobjecten, werk het terreinmodel dan bij om de aanpassingen door te voeren. Selecteer hiervoor het terreinmodel en klik in het Infopalet op Bijwerken.

Verplaats het controlepunt om het label en de aanduidingslijn aan te passen. Voor meerdere bakens gebruikt u het commando Lijn uit/Verdeel aanduidingslijnen om de leesbaarheid te verbeteren (zie Aanduidingslijnen uitlijnen en verdelen).

stake_lbl.png 

Klik hier om de velden te tonen/te verbergenKlik hier om de velden te tonen/te verbergen

Veld

Omschrijving

Niveau

Geef de hoogte van het baken op.

Om in de module Landschap bakens voor een weg te creëren, stelt u het niveau van het eerste baken langs de polylijn in; de hoogte van de andere bakens wordt automatisch berekend (zoals beschreven in Bakens verticaal uitlijnen).

Rotatie

Bepaal de rotatie van de aanduiding en van een eventueel label van het baken.

Methode

 

Gegeven terreinmodel

Bakens worden als terreinmodelgegevens gebruikt als ze zich op de laag bevinden waarin de bronbestanden zijn opgenomen.

Niveau d.m.v. terreinmodel

De hoogte van het baken wordt bepaald door de hoogte van het Huidige terreinmodel.

Onafhankelijk gegeven

Het baken wordt ingevoegd als 2D-tekstveld, zonder 3D-locus.

Terreinbewerkingsobject

Plaatst het baken als een bewerkingsobject en wijzigt het Toekomstige terreinmodel.

Toepassen op

Indien het baken geplaatst wordt als terreinbewerkingsobject, kunt u hier bepalen of het moet worden toegepast op het huidig terreinmodel of op het toekomstig terreinmodel.

Type aanduiding

Selecteer het teken waarmee u het baken wenst weer te geven.

 

Type tekstballon

Selecteer de stijl van de tekstballon die rond de waarde van het baken verschijnt.

 

Straal hoeken

Voor tekstballonnen in de stijl Afgeronde rechthoek: bepaal de straal van de hoeken.

Marge rond tekst

Geef de vrije ruimte rond de tekst op (marge tussen de tekst en de tekstballon).

3D-weergave

Bepaal de weergave van het baken in 3D-aanzichten:

Geen - er wordt geen 3D-weergave gecreëerd; de bakens worden weergegeven als 2D-objecten.

Locus - er wordt een 3D-locus weergegeven.

Extrusie - het baken wordt weergegeven als een rechthoekige extrusie; bepaal de breedte en de hoogte van de extrusie.

X-afstand aanduiding

Geef een waarde op voor de positie volgens de X-as, van de aanduiding ten opzichte van het invoegpunt van het baken.

Y-afstand aanduiding

Geef een waarde op voor de positie volgens de Y-as, van de aanduiding ten opzichte van het invoegpunt van het baken.

Hoek aanduiding

Geef een waarde op om de aanduiding te roteren.

Weergave tekst

Selecteer de tekstgegevens die u voor het baken wenst weer te geven. Selecteer Geen om geen tekst weer te geven. Afhankelijk van uw keuze zullen er andere labelvelden beschikbaar zijn.

 

Positie label

Geef een waarde op voor de tekstpositionering volgens de X-as en de Y-as.

Automatisch: Selecteer deze optie om de tekst automatisch links of rechts te plaatsen, afhankelijk van de positie van het label dat aan het baken is gelinkt.

Rechts: Selecteer deze optie om de tekst rechts van het labelcontrolepunt te plaatsen en links uit te lijnen.

Links: Selecteer deze optie om de tekst links van het labelcontrolepunt te plaatsen en rechts uit te lijnen.

Midden: Selecteer deze optie om de tekst te centreren ten opzichte van het controlepunt van het label.

Omschrijving

Geef een omschrijving voor het baken (voor labels van het type omschrijving).

ID-voorvoegsel

Geef een voorvoegsel voor het ID op (voor labels van het type ID).

ID-achtervoegsel

Geef een achtervoegsel voor het ID op (voor labels van het type ID).

ID-nummer

Vink deze optie aan om de ID’s automatisch te nummeren bij het invoegen van nieuwe bakens.

Beginnummer

Geef het beginnummer voor de ID’s op (voor labels van het type ID). Als u de optie Automatische nummering aanvinkt, verandert het veld ID-nummer in Beginnummer. De ID-nummers zullen dan vanaf het opgegeven beginnummer automatisch incrementeel toenemen. Als Automatische nummering uitgeschakeld is, dient u het standaard ID-nummer voor bakens op te geven.

Stationsgegevens

Pas eventueel deze gegevens aan voor de geselecteerde bakens.

Coördinaten

Labels van het type coördinaten kunnen de afstand van het baken tot het gebruikersnulpunt weergeven ofwel de geografische positie van het baken (lengte- en breedtegraad) op voorwaarde dat de ontwerplaag gegeorefereerd is (zie GIS en Georeferentie).

Om de afstand weer te geven, selecteert u in het veld Eenheden de optie ‘Feet’ of ‘Meter’. Labels van het type coördinaten (NE - Northing-Easting) en (EN - Easting-Northing) tonen de afstand voorafgegaan door N, W, Z, O). Labels van het type Coördinaten (XY) tonen de afstand voorafgegaan door de coördinaten van het document (X, Y).

Om een lengte- en breedtegraad weer te geven, selecteert u ‘Decimale graden’ of ‘Graden/Minuten/Seconden’ in het veld Eenheden (of selecteer eenvoudigweg een van de lengte- of breedtegraadlabels).

Indien het baken of het gebruikersnulpunt wordt verplaatst, wordt het label automatisch bijgewerkt.

Eenheden

Selecteer de te gebruiken eenheden voor labels van het type Coördinaten.

Selecteer ‘Eenheden document’, ‘Feet’ of ‘Meter’ om de positie van het baken ten opzichte van het gebruikersnulpunt weer te geven.

Als de ontwerplaag gegeorefereerd is, kunt u ‘Decimale graden’ of ‘Graden/Minuten/Seconden’ selecteren om de geografische positie van het baken weer te geven

Precisie coördinaten

Selecteer het aantal cijfers na de komma. Deze instelling is beschikbaar voor labels van het type Coördinaten in de eenheden ‘Feet’, ‘Meter’, ‘Decimale graden’ of ‘Graden/Minuten/Seconden’.

Toon hoogte

Vink deze optie aan om onder de coördinaten de hoogte weer te geven voor labels van het type Coördinaten.

Eenheden

Bepaal hier in welke eenheden de hoogte moet worden uitgedrukt. Deze instelling is beschikbaar voor labels van het type Niveau en Coördinaten.

Selecteer de optie Eenheden document om de eenheden van het document over te nemen.

Selecteer een metrische of imperiale eenheid om de positie van het baken ten opzichte van het gebruikersnulpunt in de tekening weer te geven.

Als de ontwerplaag gegeorefereerd is, kunt u Decimale graden of Graden/Minuten/Seconden selecteren om de geografische positie van het baken weer te geven

Precisie hoogte

Selecteer het aantal cijfers na de komma. Deze instelling is beschikbaar voor labels van het type Niveau en Coördinaten indien in het veld Eenheden niet naar de documenteenheden wordt verwezen.

Toon eenheidsteken

Vink deze optie als u de meeteenheid wenst weer te geven. Deze instelling is beschikbaar voor labels van het type Niveau en Coördinaten.

Als u voor labels van het type Coördinaten in het veld Eenheden ‘Eenheden document’ selecteert, hangt de weergave van het eenheidsteken af van de documentinstellingen.

Toon aanduidingslijn

Vink deze optie aan om het label en het baken te verbinden door een aanduidingslijn. Verplaats de aanduidingslijn door het controlepunt van de aanduidingslijn te verslepen.

Schaalfactor

Hiermee bepaalt u de grootte van de aanduiding.

Geolocatie instellen

Klik om het dialoogvenster ‘Geografische locatie instellen’ te openen. Geef hier de gewenste coördinaten op (zie Een GIS-baken invoegen).

3D-loci omzetten naar bakens

Een snede maken van het terreinmodel

Helling en hoogtevan een terreinmodel berekenen

Een terreinmodel creëren

Een terreinmodel bijwerken

Aanduidingslijnen uitlijnen en verdelen

Een GIS-baken invoegen